Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar gijlieden hebt aan de Nazireen [30]wijn te drinken gegeven, en gij hebt [31]den profeten geboden zeggende: [32]Gij zult niet profeteren. 30. Tegen Gods uitgedrukt bevel, Num.6:3, om hem te tergen en met alle godzaligheid te spotten. 31. Hebr. aan, over, of tegen de profeten geboden; dat is, hun verboden. Alzo wordt het woord gebeiden somtijds gebruikt; zie Gen.2:16; Lev.4:2; Deut.2:37, en Deut.4:23, met de aantekening. 32. Verg. Jes.30:10; Jer.11:21; hfdst.7 vs.13.